Psalmen in de nacht
“En zongen Gode lofzangen” - Handelingen 16:25
In de donkere nacht klinkt vanuit een gevangenis in de stad Filippi psalmgezang. We horen twee mannen een lofzang zingen ter ere van God. Is dat niet vreemd? Het is wel uitzonderlijk. Hoewel we immers geschapen zijn om te leven tot de eer van onze Schepper wordt het zingen van Zijn lof maar weinig gehoord. Zeker als de omstandigheden er niet naar zijn. Lofzang vanuit een gevangenis!
Het zijn de apostel Paulus en zijn metgezel Silas die in een donker hol met bebloede ruggen vanwege ontvangen zweepslagen en met hun voeten vastgezet in een groot blok, lofzangen zingen. Geen klaagzangen, geen luide verwensingen worden gehoord, maar lofzangen. Heel opmerkelijk, zelfs de medegevangenen kijken er van op. Het zijn twee kinderen van God die daar zingen. Maar kunnen die dan altijd zingen, hoe de levensomstandigheden dan ook zijn? Kan een kind van God altijd dankdag vieren?
Denk dat niet. Ook het hart dat de Heere vreest kan opstandig zijn. Ook een kind des Heeren kan vloeken en tegen de Heere opstaan. Dat leert het ontdekkend onderwijs van de Heilige Geest wel. Maar Paulus en Silas zingen, midden in de nacht. Terwijl hen groot onrecht is aangedaan. Hoe dat kan? De Heere is bij hen. En om Zijn aanwezigheid, Zijn kracht en hulp hebben ze gevraagd.
Een lofzang wordt gehoord. Maar ze hebben eerst hun omstandigheden opgedragen aan de Heere. Het was wel een donkere weg, maar toch vooral Gods weg. Had Hij hen niet naar Filippi gestuurd? Nu mogen ze in hun gebed vrijmoedig om hulp en uitkomst vragen! En … ze mogen geloven in uitkomst en redding. Waaraan we dat merken? Hieraan: ze beginnen niet pas hun lofzang te zingen als de banden los gemaakt zijn en de deuren van de gevangenis open vliegen. Maar ze zingen Zijn lof te midden van ellendige omstandigheden. Het is als met Psalm 42 vers 5: Maar de HEERE zal uitkomst geven, Hij Die ’s daags Zijn gunst gebiedt, ik zal in dit vertrouwen leven en dat melden in mijn lied!
Misschien verkeert u vandaag in omstandigheden van ernstige zorg of een zwaar verdriet. Misschien hebt u een moeilijk jaar achter de rug. Ik vraag u niet mij te vertellen wat u neer drukt. Maar ik vraag u wel of u de weg kent die Paulus en Silas gingen in hun ellendige omstandigheden. De weg naar boven. Is het biddag geworden?
Wellicht verkeert u in geestelijk opzicht in nood en duisternis en kent u het beklemmend gevoel niet voor de Heere te kunnen bestaan. U voelt uw schuld drukken, maar weet niet hoe in het reine te komen met God. Ook u vraag ik of het u uitgedreven heeft naar de Allerhoogste: ik hef tot U Die in de hemel zit, mijn ogen op en bid. De lofzang wordt geboren in de weg van de vernedering voor de Heere. Dan maakt Hij het waar: wie klopt, die zal open gedaan worden. En als Hij komt neemt Hij alles mee. Al wat u ontbreekt, schenk Ik, zo gij ’t smeekt, mild en overvloedig.
O dat wonderlijke geloof, dat over de omstandigheden heen mag zien en zich vast grijpt aan een heil en vrede en uitkomst belovend God. Dan verandert Hij eerst de geestelijke omstandigheden. Er komt ruimte in het hart en u gaat de goedheid des Heeren zien en belijden.
Daar komt het op aan in het leven. En als dan ook nog eens de uitwendige omstandigheden veranderen wordt dat als een toegift ervaren. Paulus en Silas maken het wonder van de gebedsverhoring mee en worden gelijk weer als dienaren van de Heere Jezus aan het werk gezet. Dat laat ons zien dat hun gebed niet allereerst en vooral was om losmaking van hun boeien, maar om de komst en voortgang van Gods Koninkrijk. Ze waren immers naar Filippi gezonden om daar het Evangelie te verkondigen? Ze waren immers in dienst genomen van de Koning der Kerk opdat Zijn Naam ook onder de heidenen bekend gemaakt zou worden? Zie, dat was nu hun eigenlijke gebed geweest. Zo leert de Heiland het
Zijn discipelen. Eerst bidden: Uw Koninkrijk kome. En dan: Geef ons heden het dagelijks brood. Die volgorde. Zoek eerst het Koninkrijk van God en Zijn gerechtigheid en al die andere dingen die u nodig hebt zullen u toegeworpen worden. En dat alles om het werk van Christus, Die de meest donkere nacht is ingegaan, opdat er vrede en heil zou zijn voor een verloren zondaarsvolk.
De Heere Jezus heeft in de nacht waarin Hij verraden werd ook de lofzang gezongen. Hij wist dat Zijn werk, Zijn zaligmakend werk, zowel in het verwerven van het heil, als ook in het uitdelen van het heil door middel van Woord en Geest, zeker slagen zou en volbracht zou worden. En moeten wij tot de lofzang gebracht worden, moeten wij het leren om psalmen te zingen in de donkere nacht, de Heere Jezus was ook in dit opzicht volmaakt. Maar ook Borg, Die plaatsbekledend Zijn weg ging. En zo is er verzoening, ook voor opstand, ongeduld, ongeloof. En vernieuwing van het hart. Zo dat het zelfverloochening leert en een bij tijden vrolijk dragen van je kruis.
ds. K. Hoefnagel